purper 38
jaargang 6 2015
04
MEER DAN EEN
COLLEGA

Willy Nentenaar (51) werkt in Nijmegen bij de Pompestichting, als coördinator patiëntenwerk. Kortgezegd plaatst en begeleidt hij patiënten in het facilitair bedrijf. Een verhaal aan de hand van vooraf vastgestelde thema’s.


Door Hanneke Sizoo

Familie

Willy werd geboren in Gemert. Dat zijn vader beroepsmilitair was, bepaalde de plek waar het gezin Nentenaar woonde. Vanwege de vliegbasis in Volkel was dat de eerste jaren in Brabant, op zijn negende verhuisde Willy naar Zeist.

‘Het stoere wereldje van mijn vader sprak tot mijn verbeelding, regelmatig mocht ik met hem mee. Als kind had ik moeite met het regulier onderwijs. Onder het mom van ‘een concentratiestoornis’ belandde ik op de LOM-school en werd ik met een busje opgehaald van het kerkplein. Het ‘anders’ zijn leidde wel eens tot gedoe met andere kinderen; ik werd met enige regelmatig gepest. Toch was het buurtje met al die gezinnen van beroepsmilitairen een veilige omgeving.’


Onrecht

‘Ook in Zeist ging ik naar een LOM-school, wat toen een vergaarbak was van kinderen met gedragsproblemen. Er werd veel gevochten. Onrecht maakte me verdrietig en boos. Niet alleen als het mij zelf aanging, maar ook als ik het zag gebeuren bij anderen. Zelf was ik bijdehand en ad rem. Maar het onrecht ter sprake brengen werd niet echt gewaardeerd.

Op mijn dertiende kwam ik op een reguliere LTS terecht, dat voelde als een erkenning; ik kon echt wel wat! Tegelijkertijd was er niet meer de individuele aandacht die ik gewend was. Ineens heette ik ‘Nentenaar’ in plaats van Willy. De bejegening van leerkrachten was vaak autoritair. De sfeer op school zorgde ervoor dat ik regelmatig van me af mepte en snel groot werd. Eenmaal thuis uit school rende ik meestal gelijk naar boven en reageerde ik me af op mijn drumstel: rammen! Daarna volgde het lekkere drummen en kwam ik toe aan echt muziek maken.’


De reis

'Jarenlang droomde ik er van marinier te worden. Toen bleek dat er alleen nog kortverband vrijwilligers werden aangenomen gooide ik het roer om. Ik kwam terecht in de steigerbouw, tot mijn baas mij de kans gaf een schildersbedrijf te leiden op St. Maarten. Ik was 23. Het leven op een tropisch eiland, dat leek me wel wat. Eenmaal daar aan het werk bleek van alle toegezegde beloftes zoals huis, auto en geld niets te kloppen. Maar het leven daar beviel me goed, dus ik bleef. Ik leerde er Margot kennen, de vrouw met wie ik later trouwde, en startte er uiteindelijk mijn eigen schildersbedrijf. In 1995 maakte een zware orkaan korte metten met het hele eiland. Het was een grote chaos. Ik had niets meer. Geen huis, geen inkomen. Er zat niets anders op om samen met de eilanders te proberen de boel weer op te bouwen. Kort daarna volgde een tweede orkaan. De opbouw van het eiland bezorgde me veel werk met het schildersbedrijf. Ik dacht er slim aan te doen samen te werken met een aannemer, maar ik was te goed van vertrouwen. De compagnon bleek een oplichter, door hem verloor ik heel veel geld.’



‘Voor mij voelde het

als een groot offer, ik

vond het verschrikkelijk te moeten vertrekken’

Roofbouw

‘Je kunt zeggen dat ik enorme pech had, maar ik was ook te goed van vertrouwen: voor de tweede keer opgelicht. In deze toestand was het misschien voor de hand liggend geweest om te vertrekken van St. Maarten, maar ik werkte dag en nacht om mijn personeel met terugwerkende kracht te kunnen uitbetalen. Het was een moeilijke tijd. Ik werkte veel te hard, dronk te veel, pleegde roofbouw. Het heeft twee jaar geduurd. Dat ik niet weggelopen ben voor de problemen en bewees dat het niet aan mij lag, betaalde zich uiteindelijk terug: Ik kreeg waardering, de concurrentie verdween en ik haalde grote klussen binnen. Vette jaren volgden.

In de tussentijd was ik vader geworden van twee zonen. Margot kreeg steeds meer moeite met de manier van doen op het eiland. Alle dingen die het in eerste instantie zo charmant maakten, gingen haar steeds meer tegenstaan. Dat haar moeder ziek werd was de druppel: 9.000 kilometer afstand is dan te ver. We besloten terug te gaan naar Nederland. Voor mij voelde het als een groot offer, ik vond het verschrikkelijk te moeten vertrekken.’


De teleurstelling

‘Terug in Nederland had ik moeite te begrijpen hoe het leven hier in elkaar zat. Ik stond erbij en keek ernaar: wat een stress, wat een drukte! Na een jaar vond ik werk in de groensector, zodat ik in ieder geval buiten kon zijn. Al snel bleek dat ik te veel ondernemer was geworden; ik paste bijvoorbeeld niet meer in de rol van grasmaaier. Daarna had ik tijdelijke banen bij een asielzoekerscentrum en in de verslavingszorg. Mijn ervaring op St. Maarten, waar ik op hoogtijdagen leiding gaf aan een grote groep ongeschoolde arbeiders met allerhande problemen, kwam me goed van pas. Uiteindelijk solliciteerde ik bij de Pompestichting als sociotherapeut. Dat die baan niet doorging vanwege het ontbreken van een HBO-diploma frustreerde me. Wel kon ik verlofbegeleider worden. Leuk werk, dacht ik, het dient in ieder geval een goed doel. Maar toen ik voor de zoveelste keer met een patiënt naar de Edah fietste om boodschappen te doen, ben ik op zoek gegaan naar een mogelijkheid om tòch op een groep te kunnen werken. Ik werkte in Zeeland en op het Kempehuis, deed een assessment voor de functie van sociotherapeut en slaagde met vlag en wimpel. Dat was zó’n lekker gevoel. Een erkenning voor wat ik in mijn mars heb.’


ADHD

‘Gek genoeg werd ik ziek, uitgerekend op het moment dat ik eindelijk deed wat ik graag wilde. Ik was zo ontzettend moe, sliep niet, huilde, had grote concentratieproblemen. Ik kon het niet rijmen. Uiteindelijk ontdekte ik de oorzaak. Ik werkte in die periode bij ‘Linge’, waar veel mannen verblijven met ADHD. Ik las de verhalen in de dossiers en ontdekte dat er veel overeenkomsten waren met mijn eigen verhaal. We verschilden in de manier waarop we opgegroeid zijn, maar ik begon ineens te begrijpen waarom ik het gedrag van deze mannen zo goed kon voorspellen, in staat was hun gedachtegang te volgen. Met mijn huisarts besprak ik het idee om mijzelf te laten testen bij de GGZ. Ik kreeg de verwachte diagnose: ADHD. Het verklaarde zoveel. Ik vond het niet erg. Het gaf me eindelijk rust.

Terug van ziek zijn koos ik er voor te gaan werken op de structuurgroep, maar dat werkte averechts. Logisch, ik had het eigenlijk kunnen bedenken: er werkt een type collega dat anders in elkaar zit dan ik, als ADHD-er. Toen kwam de vacature voor een coördinator patiëntenwerk voorbij. Dat werd mijn baan.’


Succes

‘Ik ben goed in het begeleiden van ADHD-ers, een beperking die vaak voorkomt bij de patiënten van de Pompestichting. Ik weet hoe het werkt, gebruik mijn eigen verhaal wel eens als dat zo van pas komt. Met ADHD is prima te leven, maar je omgeving is van grote invloed; word je gecorrigeerd of niet? ADHD-ers zijn vaak heel gevoelige mensen. Zij willen pleasen, hun best voor je doen. Tegelijkertijd worden ze vaak gezien als het lastige ventje of het vervelende kereltje. Dus is de kans aanwezig dat je voorbij gaat aan wat iemand nodig heeft.

Ik heb mijn 'eigen bedrijfje' binnen de Pompestichting. Ik lever mensen aan voor het facilitair bedrijf en ben de link naar de behandelaren. Tegelijkertijd kan ik met de kok meedenken, er is ruimte voor ondernemen. Ik heb inzichtelijk gemaakt wat de patiënten precies voor werkzaamheden doen en dat vergeleken met de werkzaamheden van bijvoorbeeld de Hago. Dan blijkt dat patiënten wel degelijk werk uit handen nemen. Patiënten werken in de keuken, wasserette, schoonmaak en magazijn. Ik heb dagelijks een hele bos veren bij me. Als je iets verkeerd doet hoor je het ook, maar ik ben niet vies van het geven van een compliment. Dat zouden meer mensen mogen doen.’


De toekomst

‘Ik denk niet dat ik oud ga worden in Nederland. Het onrustige gevoel weg te willen blijft. Het is in ieder geval mooi dat het thuis een gespreksonderwerp kan zijn. De afgelopen jaren was mijn heimwee sterk, dagelijks fantaseerde ik over teruggaan. Dat dat niet gebeurd is had vooral met de kinderen te maken.

Toen vorig jaar bekend werd dat mijn zoon stage kon gaan lopen op St. Maarten deed dat pijn, ik wilde zo graag mee! Uiteindelijk besloten we hem afgelopen voorjaar op te zoeken. Het was goed om daar te zijn. Maar ik voelde ook dat ik geen deel meer uitmaakte van de gemeenschap, ik was toerist. Ik ontdekte dat St. Maarten niet meer heilig was voor me. En niet onbelangrijk: ik ben in de tussentijd ouder geworden, dus iedere beachparty aflopen, dat zou me toch niet meer lukken ...‘


‘Motorrijden geeft me een lekker gevoel. Ik zet mijn helm op en zit dan in mijn eigen wereld. Omdat ik zo gevoelig ben voor prikkels is dat prettig, ik sluit me helemaal af. En, de spanning is fijn, door de adrenaline voel je dat je leeft.’
‘Ik ben

niet vies van het geven

van een compliment. Dat zouden meer mensen mogen doen’

‘ADHD-ers worden vaak gezien

als het lastige ventje of het vervelende kereltje’

Sluitenvorige pagina'svolgende pagina's
Sluiten

Reactie

Stuur een reactie naar de redactie
Sluiten